• Hindi
  • Sanskrit
  • English
  • Portuguese
  • French
  • Dutch
  • Introcduction
  • Chapter 1
  • Chapter 2
  • Chapter 3
  • Chapter 4
  • Chapter 5
  • Chapter 6
  • Chapter 7
  • Chapter 8
  • Chapter 9
  • Chapter 10
  • Chapter 11
  • Chapter 12
  • Chapter 13
  • Chapter 14
  • Chapter 15
  • Chapter 16
  • Chapter 17
  • Chapter 18
  • Epilogue
  • 40 Verses
  • Gita in Dutch

    Hoofdstuk 15

    [Home]

    DE VERHEVENE (ABSOLUTE) WEZEN

    DE SCHEPPING IS ZOALS EEN BOOM DOOR DE KRACHTEN VAN MAYA GESCHAPEN

    1. De Heer Krishna zei: Het universum (of menselijk lichaam) kan met een eeuwige boom vergeleken worden die met zijn afkomst (of wortels) in de Verhevene Wezen omhoog verblijft en met zijn takken omlaag in de kosmos. De Vedische gezangen zijn de bladeren van deze boom.  Hij, die dit weet, is een Veda-kenner[1].
    2. De takken van deze eeuwige boom zijn over de gehele kosmos verspreidt[2]. De boom is door de drievoudige geaardheid der materiële Natuur gevoed; haar twijgen zijn de zinsgenoegens; en haar wortels het ego en begeerte verspreidt omlaag in de menselijke samenleving en in de boeien van Karmische gebondenheid[3].

     

    HOE ZICH VAN DE BOOM DER GEHECHTHEID ONTTREKKEN EN VERLOSSING BEREIKEN DOOR GOD’S TOEVLUCHT TE ZOEKEN

     

    3-4

    De werkelijke gedaante van deze boom kan door niemand worden waargenomen in deze wereld. Niemand kan zien waar hij eindigt, begint of staat[4]. Maar vastberaden moet men deze sterk gewortelde boom omhakken met de bijl der onthechting, op zoek naar het oord vanwaar men, wanneer men het eenmaal heeft bereikt, nimmer terugkeert, en zich daar overgeven aan de Verhevene Persoonlijkheid Gods, bij wie alles begonnen is en in wie alles sinds onheugelijke tijden verwijlt[5].

    1. Wie vrij is van begoocheling, valse trots en verkeerd gezelschap, wie het eeuwige begrijpt, wie afgedaan heeft met aardse lust en verlost is van de dualiteit van geluk en verdriet en weet hoe zich over te geven aan de Verhevene Wezen, die bereikt de Verhevene Oord.
    2. Mijn Verhevene Woonst wordt door zon noch maan verlicht, noch door vuur. En ieder die haar bereikt keert nimmer terug in deze materiële wereld.

     

    DE BELICHAAMDE ZIEL IS DE GENIETER

     

    1. Een onsterfelijke eeuwig deeltje[6] van Mijn Zelf, in de wereld der levenden neergetransformeerd als een levende geest[7], omhult zich met de vijf zinnen en als zesde het bewustzijn[8], versluierd in materie.
    2. Als de Heer een lichaam aanneemt en als Hij het verlaat, grijpt Hij deze dingen, namelijk de vijf zinnen en manas en neemt ze mee, zoals de wind de frisse geuren uit hun schuilhoeken meedraagt. (Zie ook 2.13)
    3. Verborgen in het oor, het oog, de huid, de tong, de neus en ook in het bewustzijn[9], geniet Hij van de objecten der zinnen.
    4. Zij, die bewogen door de drie materiële geaardheden in de begoocheling leven, worden Hem niet gewaar, als Hij heengaat of verblijft, of geniet; zij die zien met de ogen van wijsheid, worden Hem gewaar.
    5. Ook yogi’s, in hun streven naar eenheid, worden Hem gewaar, gegrondvest in het Zelf; maar al zouden de niet-intelligenten ernaar streven, zij zouden Hem niet gewaar worden, daar hun zelf ongeoefend is.

     

    DE GEEST IS DE ESSENTIE VAN ALLES

     

    1. Het stralende licht van de zon, dat het duister van de gehele wereld verdrijft, komt van Mij. En het stralende licht van de maan en het stralende licht van het vuur zijn eveneens van Mij afkomstig. (Zie ook 13.17 en 15.06)
    2. De aarde met Mijn levenskracht doordringend, houd Ik de schepselen in stand; en door het verrukkelijke Soma-sap[10] te worden[11], voed ik alle planten.
    3. Ik ben het spijsverteringsvuur[12] in ieder levend lichaam en Ik ben de levensadem, zowel de uitgaande als de ingaande, en zo verteer ik de vier soorten voedsel.
    4. Ik woon in ieders hart en van Mij komen geheugen, kennis en vergetelheid. De bedoeling van alle Veda’s is dat men Mij leert kennen. Ik ben voorwaar de schrijver van de Vedanta en degene die de Veda’s doorgrondt. (Zie ook 6.39)

     

    WIE ZIJN DE VERHEVENE GEEST, GEEST EN DE INDIVIDUELE ZIEL

     

    1. Er zijn tweeërlei entiteiten in de kosmos: de veranderlijke Tijdelijke Wezens, en de onvergankelijke Eeuwige Wezen (Geest). Al de geschapen wezens zijn aan verandering onderhevig, maar de Geest blijft onveranderd[13].
    2. De Verhevene Geest staat boven beide – de Tijdelijke Wezens en de Eeuwige Wezen. Hij wordt ook de Absolute Realiteit genoemd die beide het Tijdelijke en het Eeuwige in alles tot stand houdt[14].
    3. Daar de Verhevene Wezen boven beide het Tijdelijke en het Eeuwige verblijft; staat Hij in de wereld en de geschriften als de Verhevene Wezen (Absolute realiteit, Waarheid, Superziel) bekend[15].
    4. Hij, die vrij van begoocheling, Mij aldus kent als de Verhevene Wezen[16], aanbidt Mij met zijn hele wezen, O Arjuna. (Zie ook 7.14, 14.26, en 18.66)
    5. En zo heb Ik dan de geheime transcendentale wetenschap der Absolute uitgelegd. Moge hij, die dit vernomen heeft, als zijn taak vervuld is, de verlichting ontvangen, O Arjuna[17].

     

    In de Upanishads, genaamd de heilige Bhagavad Gîtâ, in de wetenschap van de Allerhoogste Geest, in het boek van devotie, in de samenspraak tussen de Heilige Krishna en Arjuna, staat aldus het vijftiende hoofdstuk, genaamd                                                      “De Verhevene (Absolute) Wezen”.                                       



    [1] Vertaald naar R.P.: “Lord Krishna said: The universe (or human body) may be compared to an eternal tree that has its origin (or root) in the Supreme Being and its branches below in the cosmos. The Vedic hymns are the leaves of this tree. One who understands this tree is a knower of the Vedas”. (15.01)

    [2] Het menselijk lichaam, het microkosmisch heelal of wereld, mag met een beginloze en eindeloze boom vergeleken worden. Karma is het zaad, de ontelbare begeerten zijn de wortelen, de vijf grondelementen zijn de hoofdtakken, en de tien organen der perceptie en handelen zijn de bijtakken. Drie geaardheden der materiële natuur voorziet in de voeding, waarbij de zinnelijke genoegens de scheutjes zijn. Deze boom is steeds veranderlijk; toch eeuwig zonder begin of einde. De mens die waarlijk deze wonderlijke boom begrijpt, zijn oorsprong (of wortel), zijn natuur en werking, is in de ware zin van het woord de kenner van de Veda’s.

     

    Twee aspecten van de Eeuwige Geest – de goddelijke Heerser en de gecontroleerde (levende entiteit, individuele ziel) maken hun nesten en verblijven in dezelfde boom als deeluitmakend van het kosmische drama. Deugd en ondeugd zijn de glorierijke bloemen; genoegens en pijn zijn de zoete en zure vruchten. De levende entiteit eet deze vruchten in onwetendheid; terwijl de Heerser op de troon zit, observeert, en begeleidt de levende entiteiten. De levende entiteiten zijn zoals mooie vogels met veelvuldige kleuren. Geen twee vogels gelijken op elkaar. De schepping is gewoon mooi. En, de Schepper moet onbeschrijfelijk prachtig zijn. (Dr Ramananda Prasad)

     

    [3] Vertaald naar R.P.: “The branches of this eternal tree are spread all over the cosmos. The tree is nourished by the energy of material Nature; sense pleasures are its sprouts; and its roots of ego and desires stretch below in the human world causing Karmic bondage.” (15.02)

    [4] De schepping is cyclisch, zonder begin of einde. Ze is steeds veranderlijk, en heeft geen permanente bestaan noch een werkelijke vorm. Men moet het mes van de metafysische kennis slijpen op de steen van de geestelijke praktijk; het gevoel der scheiding tussen de levende entiteit en de Heer wegnemen; opgewekt deelnemen aan het drama des leven met de voorbijgaande schaduwen van geluk en verdriet vervaardigd; om in deze wereld volledig bevrijdt van het ego en begeerten te leven. Wanneer de gehechtheden zijn getemperd, een houding van heilige onverschil heeft thans plaats genomen, als eerste vereiste voor geestelijke groei. (Dr Ramananda Prasad)

    [5] De verzen 2 tot 4 op een andere manier gelezen: “Zijn takken verspreiden zich omlaag en omhoog, door met de ontwikkelde leibanden der zinsobjecten als scheuten, en beneden strekken zich de wortels uit, die in de mensenwereld tot baatzuchtig streven aanspoort. Begin, eind en vastheid van zijn vorm zijn in deze wereld onwaarneembaar. Deze diepwortelende asvattha (Samsara) nu dient men om te hakken met de sterke bijl der onthechting en zich vervolgens naar dat oord te begeven vanwaar degenen die het eenmaal hebben bereikt niet meer terugkeren, en wel aldus: ‘Ik vind toevlucht in de Oerpersoon, aan wie deze aloude schepping is ontsproten.’

    [6] Jiva, Jivatma: “eeuwig deeltje van Mijn Zelf” of, “individuele ziel”. Jiva: levend wezen, (bijzondere) persoonlijkheid. Jivatma: individuele ziel, de microkosmos.

    [7] Jiva-bhutah: de geconditioneerde levende wezen.

    [8] Manas: het denken.

    [9] Manas.

    [10] Soma-sap: saprijke, waterige maan; de levenskracht, die de plantenwereld in stand houdt.

    [11] Letterlijk vertaald: “door de saprijke, waterige maan te worden.”

    [12] Uit de Ayur-veda vernemen we dat er in de maag een vuur is dat alle voedsel verteert dat erin komt. Wanneer dit vuur niet laait, is er geen hongergevoel, en wanneer het vuur brandt, krijgen we honger. Wanneer nu en dan het vuur onregelmatig is, moet er iets aan gedaan worden.

    [13] Vertaald naar R.P.: “There are two entities in the cosmos: The changeable Temporal Beings, and the unchangeable Eternal Being (Spirit). All created beings are subject to change, but the Spirit does not change.” (15.16)

    [14] Vertaald naar R.P.: “The Supreme Being is beyond both ¾ the Temporal Beings and the Eternal Being. He is also called the Absolute Reality that sustains both the Temporal and the Eternal by pervading everything.” (15.17)

    [15] Vertaald naar R.P.: “Because the Supreme Being is beyond both Temporal and Eternal; therefore, He is known in this world and in the scriptures as the Supreme Being (Absolute Reality, Truth, Supersoul)” (15.18)  Een andere vorm van vertaling: “Daar Ik het veranderlijke en ook het onvergankelijke te boven sta, word Ik door de mensen en in de Veda’s de Verhevene Wezen genoemd.” (15.18)  Purusottama: Verhevene Wezen, Persoon of Geest.

    [16]Purusottama.

    [17] Vertaald naar R.P.: “Thus this most secret transcendental science of the Absolute has been explained by Me. Having understood this, one becomes enlightened, and one’s all duties are accomplished, O Arjuna.” (15.20)