• Hindi
  • Sanskrit
  • English
  • French
  • Portuguese
  • Dutch
  • Introcduction
  • Chapter 1
  • Chapter 2
  • Chapter 3
  • Chapter 4
  • Chapter 5
  • Chapter 6
  • Chapter 7
  • Chapter 8
  • Chapter 9
  • Chapter 10
  • Chapter 11
  • Chapter 12
  • Chapter 13
  • Chapter 14
  • Chapter 15
  • Chapter 16
  • Chapter 17
  • Chapter 18
  • Epilogue
  • 40 Verses
  • Gita in Dutch

    Hoofdstuk 9

    [Home]

    DE VERHEVENE KENNIS EN HET GROTE GEHEIM

    1.      De Heer Krishna zei: Aan u, die vol goede wil zijt om te begrijpen, zal ik dit allerdiepste geheim, wijsheid en gedetailleerde kennis meedelen en verklaren en als ge dit weet, zult gij bevrijd zijn van wereldse ellende.

     

    KENNIS RONDOM DE NATUUR VAN DE VERHEVENE IS HET GROOTSTE GEHEIM

     

    2.      Zelfkennis is de koning van alle kennissen, het grootste geheim, is zeer heilig, het kan door het instinct worden waargenomen, overeenkomstig met rechtvaardigheid (Dharma), is gemakkelijk te beoefenen, en is tijdloos[1].

    3.      Degenen die de weg der toegewijde dienst niet getrouw volgen kunnen Me niet bereiken, O overwinnaar der vijanden, maar keren terug in de kringloop van geboorte en dood in deze wereld.

    4.      Dit gehele universum is van Mij doordrongen in Mijn ongeopenbaarde vorm. Alle wezens zijn in Mij, maar Ik ben niet in hen. (Zie ook 7.12)

    5.      Aanschouwt de kracht van Mijn goddelijke geheim; in werkelijkheid, Ik – de instandhouder van alle levende wezens – ben  van hen niet afhankelijk, en zij niet afhankelijk van Mij. (In feite, is de gouden keten niet van het goud afhankelijk; de gouden keten is niets anders dan goud. Ook, zijn de materie en energie verschillend en tevens niet verschillend).

    6.      Weet dat alle schepselen in Mij geworteld zijn, zoals de machtige lucht, die overal in beweging is, in de ether stoelt.

     

    DE THEORIE VAN ONTWIKKELING  EN VERWIKKELING

     

    7.      Alle schepselen keren terug tot Mijn oorspronkelijke materieel Natuur aan het einde van een cyclus meer dan 311 triljoen zonnestelsel jaren, O Arjuna, en Ik schep hen opnieuw aan het begin van een nieuwe cyclus[2]. (Zie ook 8.17)

    8.      De gehele kosmische orde bevindt zich onder Mij. Door Mijn wil wordt ze telkens weer geopenbaard en door Mijn wil wordt ze, wanneer het eind er is, vernietigd.

    9.      Deze werken binden Mij echter niet, O Arjuna, daar Ik onberoerd erboven troon, ongehecht aan handelingen.

    10.  Onder Mijn toezicht brengt de natuur het beweeglijke en het onbeweeglijke voort; en hierdoor, O Arjuna, draait de wereld. (Zie ook 14.03)

     

     

     

     

    DE PADEN VAN DE WIJZE EN VAN DE ONWETENDE ZIJN VERSCHILLEND

     

    11.  Dwazen bespotten Mij wanneer Ik neerdaal in Mijn menselijke gedaante. Ze weten niet dat Mijn wezen bovennatuurlijk is, noch dat Ik heers over al wat leeft.

    12.  Degenen die aldus verdwaasd zijn, voelen zich aangetrokken tot demonische[3] en goddeloze opvattingen[4]. In hun begoochelde staat blijft er van hun hoop op verlossing, hun baatzuchtige activiteit en hun kennis-ontwikkeling niets over.

    13.  De verheven zielen[5] (zie 16.01-03), O Arjuna, die deel hebben aan Mijn goddelijk wezen, aanbidden Mij met niet aflatende aandacht, daar zij Mij kennen als de onvergankelijke oerbron der schepselen.

    14.  Steeds Mij verheerlijkend, ijverig, standvastig in hun geloften, werpen zij zich deemoedig voor Mij neer en vereren Mij vol toewijding[6], immer harmonisch[7].

    15.  Anderen, die het offer brengen van wijsheid, vereren Mij als de Ene en de Veelheid, alom aanwezig.

     

    ALLES IS DE MANIFESTATIE VAN DE ABSOLUUT

     

    16.  Ik ben het ritueel, het offer, de offergave aan de voorvaders, het geneeskruid, de mantra[8]. Ik ben de boter, het vuur en de offerande. (Zie ook 4.24).

    17.  Ik ben de vader van dit universum, de moeder, de instandhouder en de grootvader. Ik ben het doel der kennis, de alles-reinigde, en de lettergreep OM. En Ik ben ook de Rig-, de Sâma en de Yagur-veda[9].

    18.  Ik ben het doel, de instandhouder, de meester, de getuige, de woning, de toevlucht en de hartsvriend. Ik ben de schepping en de vernietiging, de grond van alles, de rustplaats en het eeuwig zaad. (Zie ook 7.10 en 10.39)

    19.  Ik geef hitte, Ik houd de regen terug en zend hem neer; onsterfelijkheid en ook de dood, zijn en niet-zijn ben Ik, O Arjuna. (De Verhevene Wezen is alles geworden,  zie ook 13.12.[10])

     

     

     

     

     

     

     

     

    VERLOSSING BEREIKT DOOR DEVOTIONELE LIEFDE[11]

     

    20.  De kenners van de rituelen in de Veda’s voorgeschreven, de drinkers van de nectar van devotie, zij die van zonden gereinigd zijn, aanbidden Mij om door goede werken de hemel te bereiken. Als resultaat voor hun verdiende daden gaan ze naar de hemel waar ze goddelijke geneugten zullen smaken[12].

    21.  Wanneer ze op deze wijze hemels zingenot hebben gesmaakt[13], keren ze weer terug naar de wereld der stervelingen. Zo komen ze door de Vedische beginselen te volgen slecht tot voorbijgaand[14] geluk. (Zie ook 8.25)

    22.  Maar wie Mij toegewijd aanbidden en op Mijn bovennatuurlijke gedaante mediteren, schenk Ik wat ze missen en laat Ik behouden wat ze hebben.

    23.  Zelfs zij, die vol vertrouwen andere goden aanbidden, aanbidden en vereren Mij, O Arjuna, zij het in strijd met de aloude wet[15].

    24.  Ik ben de enige genieter en het enige doel van alle offers. Zij die Mijn werkelijke, bovennatuurlijke aard niet doorgronden vallen terug in de kringloop van de geboorte en dood.

    25.  Degenen die de hemelse heersers aanbidden zullen onder de hemelse heersers verblijven; degenen die de voorouders vereren gaan naar de voorouders[16], degenen die spoken en geesten[17] vereren worden onder dergelijke wezens geboren, maar Mijn devoters  komen tot Mij, en worden niet herboren[18]. (Zie ook 8.16)

     

     

     

     

    DE HEER AANVAARDT EN EET HET OFFER VAN LIEFDE EN DEVOTIE

     

    26.  Als men Mij met liefde en toewijding[19] een blad, een bloem, fruit of water offert, zal Ik het aanvaarden[20].

    27.  O Arjuna, wat ge ook doet, wat ge ook eet, wat ge ook offert, wat ge ook schenkt als gift, wat ge u ook ontzegt, doet dat als een offer aan Mij. (Zie ook 12.10, 18.46)

    28.  Zo zult ge bevrijd worden van boeien van handeling, die goede en boze vruchten afwerpt; en zelf tot harmonie gebracht door de yoga van verzaking[21], zult ge, wanneer ge bevrijd zijt, tot Mij komen.

    29.  Ik ken afgunst noch partijdigheid jegens wie dan ook. Ik ben allen gelijkgezind. Maar wie Mij toegewijd dient leeft in Mij; hij is Mij tot vriend, en Ik ben ook hem[22] tot vriend. (Zie ook 7.18)

     

    ER IS GEEN ZONDAAR DIE NIET KAN VERGEVEN WORDEN

     

    30.  Wie zich in toegewijde dienst bevindt, behoort, ook al begaat hij een afschuwelijke daad, als heilig te worden beschouwd, omdat hij op de goede weg is.

    31.  Spoedig wordt hij plichtsgetrouw en gaat hij in tot de eeuwige vrede; O Arjuna, weet en verkondig aan allen, dat wie Mij aanbidt, nimmer zal tenietgaan.

     

    HET PAD VAN DEVOTIONELE LIEFDE IS GEMAKKELIJKER

     

    32.  Wie hun toevlucht nemen tot Mij, O Arjuna, al waren zij uit de schoot der zonde geboren, vrouwen, Vaishyas, ja zelfs Sudras, ook zij betreden het hoogste pad[23]. (Zie ook 18.66)

    33.  Hoeveel te meer dan voor de Brahmanen, de rechtvaardigen, de toegewijden en de heilige vorsten, die zuiver zijn en toegewijd. Gij, die deze vergankelijke, vreugdeloze wereld hebt verkregen, aanbidt Mij met devotionele liefde.

    34.  Denk onafgebroken aan Mij, bewijs Mij eer en aanbid Mij. Als gij volkomen in Mij opgaat, zult gij  zeker tot Mij komen.

     

    In de Upanishads, genaamd de heilige Bhagavad Gîtâ, in de wetenschap van de Allerhoogste Geest, in het boek van devotie, in de samenspraak tussen de Heilige Krishna en Arjuna, staat aldus het negende hoofdstuk, genaamd                                                      “De Verhevene Kennis en het grote Geheim”.                                      



    [1] Vertaalt naar R.P.: “This Self-knowledge is the king of all knowledge, is the most secret, is very sacred, it can be perceived by instinct, conforms to righteousness (Dharma), is very easy to practice, and is timeless.”(9.2) Dra C. Keus: “Koninklijke wetenschap, koninklijk geheim, allerverhevenste loutering is het; intuďtief te ervaren, overeenkomstig de wet (dharmyam), heel gemakkelijk te beoefenen, onvergankelijk. (9.2)

    [2] Vertaalt naar R.P.: “All beings merge into My primary material Nature at the end of a cycle of just over 311 trillion solar years, O Arjuna, and I create them again at the beginning of the next cycle. (See also 8.17)” (9.07)

    [3] Asura: demonisch wezen, overheerst door rajas; vol eerzucht, heerszucht, hebzucht en bedrog.

    [4] Rakshasa: duivelachtige wezen, overheerst door tamas; vreugde scheppend in wrede kwellingen en bestialiteit.

    [5] Mahatma: Hij die er volkomen van doordrongen is dat Krishna alles is en zich derhalve aan Hem overgeeft en volkomen opgaat in toegewijde dienst aan de Heer. Bijvoorbeeld, aan Gandhi werd de titel “Mahatma Gandhi” gegeven en dan wel door het volk omwille van zijn ongehecht streven tot de onafhankelijkheid van India, ten koste van zijn leven daar hij vermoord werd.

    [6] Bhakti: De yoga van intense liefde en devotie.

    [7] Nitya yukta:  altijd verbonden.

    [8] Offerspreuk.

    [9]Vedas:  Heilige Boeken van van India, het Weten, in vier verdeeld: de Rig-, Sama- en Yagur-Veda, en de Atharva).

    [10] R.P.: (The Supreme Being has become everything, See also 13.12) (9.19)

    [11] De volgende zes verzen van Gîtâ 9 is geen uitnodiging om blindelings op de Verhevene te vertrouwen en de hele dag niets anders te doen dan mediteren, bidden en zingen, in afwachting dat al wat we nodig hebben, zelfs tot een maaltijd, zomaar in ons bereik komen. Onder datgene wat God’s dienaars dienen te hebben bevinden zich ook het brein en de handen waarmee ze tot Zijn eer in hun levensbehoeften kunnen voorzien. Anderzijds zal de Verhevene Zijn dienaar die zich in een reddeloze situatie bevindt, hetzij fysiek uitkomst bieden, hetzij hem de nodige innerlijke vrede en blijmoedigheid schenken waarmee hij zijn naderende fysieke einde gaat accepteren. De Heer Krishna voorziet in die zin in de behoeften van Zijn toegewijde dienaars dat ze al hun krachten en talenten leren aanspreken tot Zijn eer en glorie. Zo geraken ze werkelijk vervuld en zo zullen ze bij het verlaten van hun lichaam zeker Zijn hemel bereiken. Wat met de beloofde hemel bedoeld is, dat men in plaats van omhoog  te gaan naar de goddelijke wereld, waarvan men onmogelijk meer omlaag kan komen, gewoon blijft rond draaien in de kringloop van dood en geboorte, om en weer op deze aarde te verblijven. Men kan zich, natuurlijk, beter toeleggen op de bedevaart naar de goddelijke wereld, om daar een eeuwige leven vol gelukzaligheid en kennis te leiden en nooit meer terug  te keren naar het stoffelijk bestaan. Daartegen, het pad door de Veda-priesters voorgeschreven leidt niet naar de Verhevene; zij die alleen verlangen naar de Verhevene, geven alle andere verlangens op; geven zich volkomen aan de Verhevene. Hij draagt alle lasten en zo komt men tot de God-realisatie (8.22).

    [12]  Vertaling naar R.P.: “The doers of the rituals prescribed in the Vedas, the drinkers of the nectar of devotion, and whose sins are cleansed, worship Me by doing good deeds for gaining heaven. As a result of their meritorious deeds they go to heaven and enjoy celestial sense pleasures.” (9.20)

    [13] Als zij de beloning voor hun goede daden volledig hebben genoten.

    [14] De kringloop van geboorte en dood, en van geluk dat komt en gaat.

    [15] “Zij het in strijd met de aloude wet”, bedoeld “zonder kennis van zaken”.

    [16] Vereerde geesten der afgestorvenen, hetgeen ten sterkste is af te raden.

    [17] Natuurgeesten en elementalen.

    [18] Vertaald naar R.P.: “Worshippers of the celestial controllers go to the celestial controllers, the worshippers of the ancestors go to the ancestors, and the worshippers of the ghosts go to the ghosts, but My devotees come to Me, and are not born again.” (See also 8.16) (9.25)

    [19] Bhakta: de yogi die de weg van liefde en toewijding gaat.

    [20] Deze vers of citaat doet ons denken aan “prasâda” (letterlijk: genade), het algemeen voedsel dat eerst aan de Heer is geofferd, en nadien onder de gelovigen verdeeld als van de Heer Zelf ontvangen.

    [21] Zoals in vorige hoofdstukken aangehaald, Yoga van verzaking is alle handelingen verrichten als offerande aan de Verhevene, dus zonder de vruchten van handelingen te begeren.

    [22] Het volledig opgaan in Sat-Purusha wordt parabhakti genoemd; dit is de uiteindelijke stap, die alle Jnana-yogis zullen moeten ondernemen, willen ze tot Zelfrealisatie komen.

    [23] R.P.’s versie: “Anybody can attain the Supreme Abode by just surrendering unto My will with loving devotion, O Arjuna.” (See also 18.66) (9.32) Nederlandse vertaling: “Iederéén kan de Verhevene Woonst bereiken door toevlucht in Mij met liefdevolle devotie, O Arjuna.” (9.32)