dutch
  • Hindi
  • Sanskrit
  • English
  • French
  • Portuguese
  • Dutch
  • Introcduction
  • Chapter 1
  • Chapter 2
  • Chapter 3
  • Chapter 4
  • Chapter 5
  • Chapter 6
  • Chapter 7
  • Chapter 8
  • Chapter 9
  • Chapter 10
  • Chapter 11
  • Chapter 12
  • Chapter 13
  • Chapter 14
  • Chapter 15
  • Chapter 16
  • Chapter 17
  • Chapter 18
  • Epilogue
  • 40 Verses
  • Gita in dutch

    Hoofdstuk 5

    [Home]

    HET PAD DER VERZAKING

    1. Arjuna zei: O Krishna, eerst vraag Je me alle werk te verzaken en nu raad Je me aan toegewijd werk te doen. Wil Je me nu ondubbelzinnig duidelijk maken welke van beide wegen het heilzaamst is? [1](Zie ook 5.05)
    2. De Heer Krishna sprak: Zowel het verzaken van werk als werk in toewijding leidt tot bevrijding. Maar van deze twee is werk in toewijding beter dan het verzaken van werk.
    3. Wie de vruchten van zijn bezigheden haat noch begeert, wordt gekend als immer onthecht. Zo iemand, die bevrijd is van dualiteit, overwint gemakkelijk zijn gebondenheid aan de stof en raakt volkomen verlost, O sterkgearmde Arjuna.

    BEIDE PADEN LEIDEN TOT DE VERHEVENE

    1. Alleen een onwetende zegt dat karma-yoga en toegewijde dienst verschillen van het ontledend onderzoek van de stoffelijke wereld. Degenen echter die werkelijk verstand van zaken hebben zeggen dat wie zich toelegt op één van beide, beider vruchten plukt.
    2. Wie weet dat wat door onthechting wordt bereikt eveneens kan worden bereikt door toegewijde dienst, en dus ziet dat de wegen van activiteit en onthechting één zijn, ziet de dingen zoals ze zijn. (Zie ook 6.01 en 6.02)
    3. Tenzij men in toegewijde dienst is van de Heer, kan louter verzaken van activiteit iemand niet gelukkig maken. De wijzen echter, die gelouterd zijn door toegewijde werken, bereiken onverwijld Nirvana. (Zie ook 4.31, en 4.38)[2]
    4. Wie[3] toegewijde dienst verricht, een zuivere ziel is en zijn geest en zinnen beteugelt, is iedereen dierbaar, terwijl iedereen hem dierbaar is. Zo iemand raakt, hoewel hij altijd bezig is, nimmer verstrikt.

     

    EEN TRANSCENDENTALE  BESCHOUWT  ZICHZELF ALS IEMAND DIE NIETS DOET

     

    8-9     

    Iemand in goddelijk bewustzijn weet innerlijk voortdurend, ook al houdt hij      zich bezig met kijken, luisteren, aanraken, ruiken, eten, rondbewegen, slapen en ademhalen, dat hij in feite volstrekt niets doet. Want terwijl hij spreekt, aanneemt of verwerpt, zich ontlast, zijn ogen opent of sluit, weet hij voortdurend dat slechts de stoffelijke zinnen hun bezigheden verrichten en dat hij er niet door wordt beroerd. (Zie ook 3.27, 13.29, en 14.19)

     

    EEN KARMA-YOGI WERKT VOOR GOD

     

    10.      Wie zijn taak doet zonder eraan gehecht te zijn en de baten hiervan overdraagt aan de Allerhoogste, is niet onderhevig aan de terugslag van zondig doen en laten, zoals een lotusbloem niet aangeraakt wordt door het water.

    11.      De yogi’s, die alle gehechtheid laten varen, handelen met lichaam, geest, verstand en zelfs met de zinnen, uitsluitend om gelouterd te worden.

    12.      De voortdurend toegewijde ziel verkrijgt volmaakte vrede, omdat ze de voortbrengselen van al haar handelen aan Mij offert; terwijl iemand die niet in overeenstemming met het goddelijk is en de vruchten van zijn arbeid begeert, verstrikt raakt.

     

    HET PAD VAN DE KENNIS

     

    13.      Wanneer het belichaamd levend wezen zijn lagere natuur beheerst en in zijn denken alle actie laat varen, woont het gelukkig in de stad der Negen Poorten[4], zonder te werken of te doen werken.

    14.      De belichaamde ziel, die de stad van haar lichaam bestuurt, veroorzaakt geen activiteiten, noch brengt ze personen tot handelen, noch laat ze activiteiten vrucht dragen. Het is de drieërlei aard der natuur die dit alles teweegbrengt.

    15.      De Allerhoogste kan Zich nimmer verantwoordelijk stellen voor de zondige of vrome activiteiten van wie dan ook. De belichaamde wezens zijn in de war, omdat hun wezenlijke kennis verhuld wordt door onwetendheid.

    16.      Wanneer men echter verlicht wordt door de kennis die de onwetendheid vernietigt, onthult deze kennis alles, zoals de zon overdag alles verlicht.

    17.      Mensen, met verstand en gemoed volledig op het Allerhoogste gericht, in Hem verankerd, die God als hun uiterste doel en enige toevlucht bezitten, en al de onzuiverheden door de kennis van het Zelf vernietigd hebben, worden niet meer herboren[5].

     

     

     

    BIJKOMENDE KENMERKEN VAN EEN VERLICHTE PERSOON

     

    18.      Door zijn werkelijke kennis ziet de nederige wijze met gelijkgezinde blik: een geleerde en zachtmoedige brahmaan, een koe, een olifant, een hond en een hondenvleeseter (paria)[6]. (Zie ook 6.29)

    19.      Degenen wier geest verankerd is in gelijkgezindheid en gelijkmoedigheid hebben de banden van geboorte en dood al overwonnen. Ze zijn even onberispelijk als Brahmaan en daarom bevinden ze zich al in Brahmaan[7]. (Zie ook 18.55)

    20.      Wie zich niet verblijdt wanneer er iets aangenaam plaatsvindt, noch treurt wanneer hem iets onaangenaam overkomt, wie zijn verstand van binnenuit ontvangt, niet door verbijstering bevangen is en de wetenschap Gods kent, dient beschouwd te worden als reeds in het bovennatuurlijke zijnde[8]. (Zie ook 18.55)

    21.      Zo’n bevrijd persoon wordt niet aangetrokken door stoffelijk zingenot of uiterlijke zaken, maar is altijd verheven en verheugt zich innerlijk. Op deze wijze geniet de zelfverwerkelijkte een geluk zonder einde, want hij is verankerd in het Allerhoogste.

    22.      De schrandere geeft zich nimmer over aan zingenot. O zoon van Kuntï, zinnelijke vreugde kent zowel begin als einde, en derhalve schept de wijze er geen behagen in. (Zie ook 18.38)

    23.      Als men, alvorens het huidige lichaam prijs te geven, reeds de drangen van de stoffelijke zinnen kan weerstaan en de drangen van begeerte en woede weet te beteugelen, is men een yogi en leeft men gelukkig in deze wereld.

    24.      Wie innerlijk gelukkig is, innerlijk werkzaam, innerlijk verheugd en innerlijk stralend, is in feite de volmaakte yogi. Bevrijd als hij is, bereikt hij uiteindelijk het Allerhoogste.

    25.      Wie boven dualiteit en twijfel verheven is en wiens geest innerlijk werkzaam is, wie altijd ijvert voor het welzijn van alle levende wezens en wie vrij is van alle zonden, verwerft zich bevrijding in het Allerhoogste.

    26.      Wie vrij van woede en alle stoffelijke begeerte is, wie zelfverwerkelijkt is, zich weet te beheersen en voortdurend naar het volmaakte streeft, kan er zeker van zijn dat hij in de zeer nabije toekomst zal worden bevrijd in het Allerhoogste.

     

     

     

     

     

    HET DERDE PAD – HET PAD VAN DEVOTIONELE MEDITATIE EN CONTEMPLATIE

     

    27-28

    Wanneer hij zich voor alle uiterlijke zaken afsluit, zijn ogen en innerlijke blik gericht houdt op het punt tussen de beide wenkbrauwen, de in- en uitgaande adem tegelijk zwevende houdt in de neusgaten, en op deze wijze geest, zinnen en verstand beteugelt, raakt degene die het bovennatuurlijke nastreeft bevrijd van begeerte, angst en woede. Wie zich altijd in deze staat bevindt, is beslist verlost[9].

    29.    De wijzen, die Mij kennen als het uiteindelijke doel van alle offers en boetedoeningen, als de Opperheer van het gehele universum en halfgoden en de  weldoener en begunstiger van alle levende wezens, zullen vrede vinden van de pijn der stoffelijke ellende.

     

    In de Upanishads, genaamd de heilige Bhagavad Gîtâ, in de wetenschap van de Allerhoogste Geest, in het boek van devotie, in de samenspraak tussen de Heilige Krishna en Arjuna, staat aldus het vijfde hoofdstuk, genaamd                                                      “Het Pad der Verzaking”.                                       

     



    [1] In het handelen betekent verzaking kunnen afstand maken van gepresteerde daden, eigendomsrecht en zelfzuchtige bedoelingen,  en geenszins het verwerpen van het werk of wereldse voorwerpen. Verzaking komt na het aanbreken van Zelfkennis. Daarom zijn de woorden zoals verzaking en zelfkennis afwisselend gebruikt in de Gîtâ. Verzaking wordt als het doelpunt van het leven beschouwt. Onbaatzuchtige dienstbaarheid (Seva, Karma Yoga) en Zelfkennis zijn  de nodige middelen om het doelpunt te bereiken. Ware verzaking betekent dat alle handelingen en aanhechtingen – inbegrepen lichaam, gemoed, en gedachte -  in de dienst staan van de Verhevene. (R.P.)

    [2] Onbaatzuchtige dienstverlening (Karma Yoga) voorziet voorbereiding, discipline en zuiverheid om tot het verzaken te komen. Zelfkennis is het hoogst limiet van Karma Yoga, en verzaking aan gepresteerde daden en eigendomsrecht is tevens de hoogst limiet van Zelfkennis. (R.P.)

    [3] Karma-yogi.

    [4] Het lichaam telt negen poorten: twee ogen, twee neusgaten, twee oren, een mond, de anus, en het geslachtsdeel. Als microkosmos vereenzelvigt het levend wezen zich met zijn lichaam, maar wanneer het zich met de Heer in zichzelf één is, wordt het, zelfs nog in het lichaam, even vrij als de Heer.” (Svetasvatara Upanisad 3:18)

    [5] Vers in de tekst is eigen vertaling, terwijl Swami Prabhupada vertaalt: “Wanneer verstand, geest, geloof en toevlucht alle samenkomen in de Allerhoogste, wordt men door volkomen kennis geheel gereinigd van angst en twijfel en gaat men snel vooruit op de weg der bevrijding.” R.P. vertaalt in het Engels als volgt: “Persons, whose mind and intellect are totally merged in the Supreme Being, who are firmly devoted to the Supreme, who have God as their supreme goal and sole refuge, and whose impurities are destroyed by the knowledge of the self, do not take birth again.” (5.17) Hendrik van Teylingen: “Met verstand en gemoed daarop gericht, daarin verankerd en daaraan overgegeven, keren ze, door kennis van kwaad verlost, niet in de kringloop terug.” (5.17) En tenslotte, heel wetenschappelijk uitgedrukt door  dra C. Keus: “Het denken gericht op Dat, geheel opgaand in Dat, gegrondvest in Dat, uitsluitend toegewijd aan Dat als hun hoogste doel, gaan zij, door wijsheid van zonden ontlast, naar het oord vanwaar geen terugkeer is.” (5.17)

    [6] R.P. vertaalt in het Engels: “An enlightened person — by perceiving God in all — looks at a learned person, an outcast, even a cow, an elephant, or a dog with an equal eye.” (5.18) En, dra C. Keus: “De verlichte wijze maakt geen onderscheid tussen een Brahmaan gesierd door kennis (vidya), bescheidenheid en nederigheid, en een koe, een olifant, ja zelfs een hond en een paria (śvapaka).

    [7] Brahmaan: (de verschillende betekenissen)

    (1)     Brahmaan, of ananta-brahman.

    (2)     Brahmaan, of brahmajyoti: licht dat te voorschijn straalt uit het absolute lichaam van de Heer Krishna (Bhagavân) en het onpersoonlijk aspect van de Absolute Waarheid.

    (3)     brahmaan, of vijnanam brahmaan: het geestelijke, of de afzonderlijke geestelijke ziel.

    (4)     brahmaan, of  maha-brahmaan: de stoffelijke natuur, of het geheel der materiële substantie (mahat-tattva), bestaande uit de vierentwintig stoffelijke elementen.

    (5)     Brahman, of śabda-brahman: de Veda’s, de geestelijke en absolute Schriften, die de verschillende gedragslijnen voor ons handelen bevatten.

    [8] Dra C. Keus’ versie: “Men moet niet verheugd zijn, als men het aangename (priyam) verkrijgt, en geen smart voelen,  als men het onaangename (apriyam) verkrijgt. Hij die vastberaden is en door niets verbijsterd wordt, deze kenner van het eeuwige Brahmaan, is gegrondvest in het eeuwige Brahmaan. (5.20)

    [9] R.P. vertaalt als volgt: “A sage is verily liberated by renouncing all sense enjoyments, fixing the eyes and the mind at an imaginary black dot between the eye brows, equalizing the breath moving through the nostrils by using yogic techniques, keeping the senses, mind, and intellect under control, having salvation as the prime goal, and by becoming free from lust, anger, and fear. (5.27-28) In het Nederlands:  “Een wijze is waarlijk bevrijd wanneer hij aan sensuele genoegens verzaakt, zijn ogen en gemoed gericht houdt op het ingebeelde zwarte punt tussen de wenkbrauwen, regelmatig door de neusgaten adem door het gebruik van yogische technieken, de zinnen, het denken en het intellect aldoor beheersend, bevrijding als enig doel hebbend, aldus zijnde geworden vrij van hartstocht,  begeerte, en vrees.” (5.27-28)

     

    Verder commentaar: de onzichtbare astrale kanalen van stroomenergie in het menselijk lichaam worden Nadi’s genoemd. Wanneer de kosmische stromen door de Nadi’s in de astrale ruggengraat koord vloeien, worden ze door het openen van de voorname Sushumna Nadi met het praktiseren van yogische technieken afgescheiden; terwijl de ademhaling in evenredigheid door de neusgaten vloeit, het gemoed gekalmeerd, waarbij nu ruimte werd gemaakt voor diepe meditatie naar de trance toestand onderweg.