• Hindi
  • Sanskrit
  • English
  • Portuguese
  • dutch
  • Dutch
  • Introcduction
  • Chapter 1
  • Chapter 2
  • Chapter 3
  • Chapter 4
  • Chapter 5
  • Chapter 6
  • Chapter 7
  • Chapter 8
  • Chapter 9
  • Chapter 10
  • Chapter 11
  • Chapter 12
  • Chapter 13
  • Chapter 14
  • Chapter 15
  • Chapter 16
  • Chapter 17
  • Chapter 18
  • Epilogue
  • 40 Verses
  • Gita in Dutch

    Hoofdstuk 12

    [Home]

    HET PAD DER DEVOTIE

     

    ZOU MEN EEN PERSOONLIJKE OF EEN ONPERSOONLIJKE GOD MOETEN AANBIDDEN

     

    1.      Arjuna vroeg: wie worden er beschouwd als méér volmaakt: degenen die zich op de juiste wijze verbonden hebben in toegewijde dienst aan U, of degenen die het onpersoonlijk Absolute, het ongeopenbaarde, aanbidden?

    2.      De Heer Krishna zei: Degene wiens geest gericht is op Mijn persoonlijke gedaante en die altijd bezig is Mij met groot en verheven geloof te aanbidden, die beschouw Ik als de meest volmaakte.

    3-4.           Maar degenen die door zinsbeteugeling en gelijkgezindheid jegens iedereen opgaan in aanbidding van het ongeopenbaarde, van datgene wat buiten waarnemingsbereik van de zinnen ligt, het alomtegenwoordige, onvoorstelbare, hechte en onbeweeglijke – het onpersoonlijke beeld van de Absolute Waarheid – diegenen komen, omdat ze zich met aller welzijn bezig houden, uiteindelijk ook tot Mij.

     

    REDENEN WAAROM EEN PERSOONLIJKE VORM VAN GOD TE AANBIDDEN

     

    5.      Zelfrealisatie is moeilijker voor hen die hun gemoed op een onpersoonlijke, ongemanifesteerde, en vormloos Absolute vestigen; daar het ongemanifesteerde moeilijk te begrijpen is voor hen die in een lichaam leven[1].

    6-7. 

    Voor degene die Mij aanbidt, die al zijn bezigheden aan Mij wijdt en Me onveranderlijk trouw is, die verbonden is in toegewijde dienst en altijd op Me mediteert, die zijn geest op Mij gericht houdt, O Arjuna, - voor hem ben Ik de snelle redding uit de oceaan van geboorte en dood.

     

    VIER PADEN TOT GOD

     

    8.      Daarom, vestig uw gemoed op Mij, en laat uw intellect op Mij alleen vertoeven door meditatie en contemplatie. Hierna zult gij zeker in Mij verblijven[2].

    9.      Maar als ge niet in staat zijt uw aandacht vast op Mij gericht te houden, probeer dan tot Mij te komen door de yoga van oefening[3], O Arjuna.

    10.  Zo gij ook niet opgewassen zijt tegen voortdurend oefenen, houd u dan  ijverig bezig met dienst aan Mij; door handeling te verrichten om Mijnentwil, zult ge volmaaktheid bereiken.

    11.  Zo gij zelfs hiertoe de kracht niet hebt, neem dan uw toevlucht tot eenwording met Mij; geef alle vruchten van handeling op en bewerkt zelfbeheersing[4].

     

    KARMA-YOGA IS HET BESTE OM ERMEE TE BEGINNEN

     

    12.  Kennis[5] is beter dan gedurende beoefening van concentratie[6]; meditatie is beter dan kennis; beter dan meditatie is verzaking van de vruchten van handeling; op verzaking van de vruchten van handeling[7] volgt onmiddellijk vrede[8]. (Zie meer over het onderwerp ‘verzaking’ in 18.02, 18.09)

     

    DE ATTRIBUTEN VAN EEN DEVOOT

     

    13-14.

    Wie niet afgunstig is, maar een goede vriend van alle levende wezens, wie niet denkt dat hij enig-iets bezit, wie vrij is van eigendunk en gelijkmoedig in geluk en verdriet, wie altijd voldaan is en onwankelbaar in zijn verrichting van toegewijde dienst en wiens geest en verstand op Mij zijn afgestemd – die is Mij zeer dierbaar.

    15.     Wie niemand in moeilijkheden brengt, zich niet door angst laat verontrusten en evenwichtig is in geluk en verdriet, is Mij zeer dierbaar.

    16.     Wie geen begeerten koestert, zuiver, waardig in handeling, onbekommerd en door niets verontrust is, wie alle initiatief heeft opgegeven en Mij vereert, die is Mij dierbaar.

    17.     Wie zich niets aantrekt van vreugde of verdriet, wie klachten noch begeerten koesteren en wie zich noch met gunstige, noch met ongunstige zaken inlaat, is Mij zeer dierbaar.

    18-19.    

    Wie vriend en vijand gelijkgezind is, wie evenwichtig blijft in eer en schande, hitte en kou, geluk en verdriet, roem en smaad, wie altijd rein is, altijd zwijgzaam en met alles tevreden, wie zich niet bekommert om zijn onderdak, wie in kennis verankerd is en verbonden in toegewijde dienst, is Mij zeer dierbaar.

     

    MEN ZOU IN ALLE OPRECHTHEID MOETEN PROBEREN GODDELIJKE KWALITEITEN TE ONTWIKKELEN

     

    20.       Maar de trouwe devoten, die Mij als hun verhevene bestemming hebben genomen en volgen – of die gewoon in oprechtheid proberen te ontwikkelen – de hogerop aangehaalde nectar van morele waarden, zijn Mij heel dierbaar[9].

     

    In de Upanishads, genaamd de heilige Bhagavad Gîtâ, in de wetenschap van de Allerhoogste Geest, in het boek van devotie, in de samenspraak tussen de Heilige Krishna en Arjuna, staat aldus het twaalfde hoofdstuk, genaamd                                                      “Het Pad der Devotie”.                                       



    [1] Vertaald naar R.P.: Self-realization is more difficult for those who fix their mind on the impersonal, unmanifest, and formless Absolute; because, comprehension of the unmanifest by embodied beings is attained with difficulty. “(12.05)

     

    Een persoon dient vrij te zijn van lichamelijke gevoelens en zich vestigen in het gevoelsleven van het Zelf alleen, wil hij vorderingen maken in het praktiseren van de eredienst der vormloze Absolute. Men wordt bevrijdt van de lichamelijke conceptie van het leven, wanneer men volledig gezuiverd in totale en enige toewijding met de Verheven Heer is verbonden. Het bereiken van een dergelijke staat is voor de doorsnee mens onmogelijk, echter wel voor gevorderde zielen. Daarom, is het voor de gewone zoeker zeker verantwoordt God met een vorm voorstelling te aanbidden. Dus, is de manier van aanbidding van het individu zelf afhankelijk. Men zou voor zichzelf moeten uitmaken welke methode voor hem of zij het beste is. Het is volledig nutteloos om aan een kind te vragen een vormloze God te aanbidden, terwijl de wijze God in elke vorm ziet, en heeft echter geen beeld of prent nodig om God te aanbidden.

     

    Liefdevolle contemplatie en de eredienst van een persoonlijke God is een nodige eerste stap tot de realisatie van een onpersoonlijke Absolute. Er wordt ook gezegd dat de devotie  naar een persoonlijke aspect van God ook tot Zijn transcendentale aspect kan leiden. God is niet enkel een extra kosmische, almachtige Wezen, maar tevens het Zelf in alle wezens. De aanbidding van God als een persoon in de vorm van iemand’s geprefereerde, persoonlijke god stimuleert goddelijke liefde tot de opwekking van het zelfbewustzijn, en ten gepaste tijde de ervaring van eenheid. God, de transcendent, openbaart zich in de zuivere innerlijke psyche van de persoon nadat hij de liefdevolle contemplatie van de immanente God heeft betracht.

     

    Er is eigenlijk geen verschil tussen de twee paden – het pad der devotie tot een persoonlijke God en het pad van Zelfkennis tot een onpersoonlijke god in het bereiken van het hoogste doelpunt. In het hoogste stadium van de realisatie, zijn ze met elkaar verbonden en eengemaakt. Andere wijzen vinden het pad der devotie gemakkelijker dan de tweede, vooral bij beginnelingen. Naar Tulasidasa is het pad van Zelfkennis moeilijker te begrijpen, te verklaren, en te volgen. Het is dan ook zeer gemakkelijk te hervallen, of zich op het lage sensuele vlak der bewustzijn van het pad der Kennis terug te deinzen. (TR 7.118.00) In de volgende twee verzen zegt de Heer dat het pad der devotie niet gemakkelijk is, toch vlugger dan het pad der Kennis.

     

    De persoonlijke en de onpersoonlijke, de fysieke vorm en de transcendentale vorm, zijn de twee kanten van de munt der ultieme realiteit. Ramakrishna zei: “Beeldaanbidding is in het begin nodig, maar nadien niet, daar een stellage nodig is tijdens de constructie van een gebouw.” Een persoon moet eerst leren zijn gedachten en gemoed op de vorm van een persoonlijke God te richten, en vervolgens na deze te hebben verworven zich op de transcendentale vorm te vestigen. De hoogste bevrijding is pas mogelijk door de Godrealisatie als het enige Zelf in alle wezens, (BS 4.3.15, ShU 3.07) en het is pas door de devotionele rijpheid in een persoonlijke God en Zijn genade bereikt. Deze realisatie is de tweede (of geestelijke) geboorte, of de tweede komst van Christus. Jezus zei: het koninkrijk van de Vader is op aarde verspreidt maar de mensen zien het niet. Een andere heilige zei: het is gelijk een vis die in het water dorst heeft, en naar water zoekt.

     

    Volgens oude schriften, eender geestelijke praktijk wordt krachtiger, wanneer het wordt voltooid door kennis, geloof, en contemplatie in een persoonlijke God (ChU 1.01.10). Ascetische praktijken, gebed, naastenliefde, boetedoening, uitvoeren van offers, belofteaflegging, en andere godsdienstige verplichtingen zijn om het afsmeken van de Heer’s barmhartigheid nutteloos, zoals tevens onvermengde en zuivere devotie. De magneet (kennis, geloof en contemplatie) brengt de Heer gemakkelijker naderbij (TR 6.06-07). (Dr. Ramananda Prasad)

     

    [2] Vertaald naar R.P.:  Therefore, focus your mind on Me, and let your intellect dwell upon Me alone through meditation and contemplation. Thereafter you shall certainly attain Me.”(12.08)

    [3] Bhakti-yoga.

    [4] “Onderwerp uw ‘ik’ aan het Zelf.

    [5] Jnana:  Geestelijke kennis, of kennis waardoor men in staat is onderscheid te maken tussen het materiële omhulsel en de geestelijke ziel.

    [6] Adhyasa.

    [7] Karma-phala-tyaga: afzien van het resultaat van vruchtdragende activiteit.

    [8] Shanti: vrede.

    [9] Vertaald naar R.P.: “But those faithful devotees, who set Me as their supreme goal and follow — or just sincerely try to develop — the above mentioned nectar of moral values are very dear to Me.” (12.20)

     

    Iemand kan niet al de deugden bezitten, maar de oprechte wilskracht om dezen te ontwikkelen, is door de Heer ten zeerste geapprecieerd. De strijdende is zodoende zeer kostbaar voor de Heer. De hogere klasse van devoten begeren niets, ook niet om de verlossing van de Heer te bekomen, behalve voor een enkele gunst: de devotie aan de lotusvoeten van een persoonlijke God geboorte na geboorte (TR 2.204.00). De lage klas devoten gebruiken God als dienaar om hun materiële vragen en begeerten te vervullen. De ontwikkeling van onwankelbare liefde en devotie aan de lotusvoeten van de Heer is het uiterste doel van alle geestelijke disciplines  en verdienstelijke daden zowel als het doel van de menselijke geboorte. Een ware devoot beschouwt zichzelf als de dienaar, de Heer als de meester, en de ganse schepping als Zijn lichaam.

     

    Het pad van devotie is het meest bereikbare voor menige mensen, maar devotie komt niet tot ontwikkeling zonder de combinatie van persoonlijke wilskracht, geloof en God’s genade. Er zijn negen technieken om devotie aan te wakkeren – door een intensieve liefde voor God als een persoonlijke Wezen – gebaseerd op Tulasi Ramayana (TR. 3.34.04-3. 35.03) en deze zijn:

     

    (1)     De nabijheid van heilige wijzen (mystieken) te zoeken.

    (2)     Het beluisteren en lezen van verhalen over de Heer’s incarnatie en Zijn scheppingsactiviteiten, behoud en ontbinding zoals in godsdienstige Schriften aangehaald.

    (3)     Seva of God dienen door dienstbaarheid aan noodlottigen, heiligen, en de gemeenschap.

    (4)     Gemeenschappelijke zingen en gezangen tot God’s glorie.

    (5)     De herhaling van de Naam des Heren en mantras uitgesproken met vast geloof.

    (6)     Discipline en controle over de zes zinnen, en ongehechtheid.

    (7)     Eigen persoonlijke God in alles en overal zien.

    (8)     Tevredenheid en ontzeggen aan verdiensten, tevens de fouten van anderen te ontzien.

    (9)     Eenvoud in alles, gemis aan toorn, jaloersheid, en haat.

     

    Het beste dat de mens kan doen is een liefde voor God ontwikkelen. De Heer Rama zei dat men de hierboven aangehaalde methoden dienen in geloof na te leven en God’s liefde naleven om waarlijk een devoot te worden.

     

    Het goede gezelschap van heiligen en wijzen is een krachtige tuig om tot Godrealisatie te komen. Het wordt gezegd dat vriendschap, discussie, onderhandelingen, en huwelijken met gelijkdenkende of met mensen die beter zijn dan wij gezocht moet worden, en geenszins met mensen die van een lagere intellectuele stand komen (MB 5.13.117). Iemand is trouwens in eigen kring steeds beter bekend. Volgens de meeste heiligen en wijzen, is het pad der devotie eenvoudiger en beter om na te volgen. Men kan beginnen met gewoon een persoonlijke mantra te zingen, of eender welke naam van God. De ontwikkeling van devotionele dienstbaarheid bepaalt zich tot de volgende praktijken: luisteren naar spreekbeurten, de heilige naam van God zingen, God in herinnering brengen en Hem aanschouwen, Hem aanbidden en tot Hem bidden, God en de mensheid dienen, in totale overgave aan Zijn wil. (Dr. Ramananda Prasad)